Erfgoedhalte Molenaarelst

Situering van het grootste gehucht

Wanneer de fusie Zonnebeke tot stand kwam in 1977, bestaande uit Beselarenaars, Geluveld- en Zandvoordenaars, Passendale- en Zonnebekenaars, had men een zesde bevolkingsgroep vergeten, namelijk de Marullenaars. Deze aparte gemeenschap van voornamelijk arbeiders en landbouwers ontwikkelde zich tot het grootste gehucht en onderscheidde zich sterk van de bevolkingskernen in de omliggende dorpen. De stijfkoppigheid tegen alles en iedereen die niet van de wijk was, beheerste hun voornaamste doen en laten.

In de volksmond leeft de oude naam van de wijk ‘De Marul’ gelukkig voort. In een disboekje van 1654 staat ’t Goet ten Mierhulle. De Mierhul (huidige Molenaarelst) lag op een zandige hoogte (hill = hul = hoogte), vooral ’s zomers overvloedig bevolkt met mieren. Pas in 1757 verschijnt voor dezelfde wijk voor het eerst de naam ‘tmeulenaerelst’ in geschriften. Begin 1900 krijgen we Molenaarselst. In oude woordenboeken betekent Elst een bos met hoofdzakelijk elzenhout, hetzij in bomen of struiken. Wel is zeker dat er nooit een molen gestaan heeft op de Molenaarelst.

De Marul had haar eigen kermissen en feesten, meestal in het najaar toen de seizoenarbeiders uit Frankrijk terug thuis waren. Tussen Broodseinde en de grens met Beselare waren er langs de steenweg en in de straten rondom rond 1900 achttien herbergen. Er was een bloeiend verenigingsleven, een school en een kapel. Met de vele plaatselijke handelszaken kon de wijk als het ware op zichzelf bestaan. In de laatste jaren is veel daarvan afgezwakt, maar Marullenaars willen met geen ander ruilen.

School en oude kapel

Reeds voor 1910 was er een spellewerkschool op de Molenaarelst onder leiding van juffrouw Rozalie. In 1911 werd op initiatief van priester Henri Gyselen van Zonnebeke de St. Jozefsschool gebouwd. De zusters van het klooster O.L.V.-ten-Bunderen te Moorslede gaven er onderwijs. In de kleuterklas stond zuster Marie-Antonina en zuster Philomena verzorgde het lager onderwijs voor alle jongens en meisjes van de wijk in één klas. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd alles vernield. Pas op 1 oktober 1923 hervatten de lessen. De nieuwbouw omvatte vier klassen, een kapel en een huis voor de zusters. De schoolbevolking groeide aan en in 1929 werd een derde klas voor het lager onderwijs in gebruik genomen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden de gebouwen licht beschadigd en hersteld.

In 1956 arriveert meester Eli Balduck op De Marul. Hij zal de grote bezieler worden van de wijk gedurende 15 jaar. Op zijn aandringen kennen we vanaf 1958 een zondagsmis in de kapel. Vanaf 1963 ontstond op zijn initiatief de jaarlijkse autowijding. Rond 1960 begon de kapel te klein te worden. Op 1 mei 1963 werd de nieuwe hulpkerk ingewijd door de bisschop van Brugge, Mgr. Emiel Joseph De Smedt. De financiële steun van de wijkbewoners in het ruim 1.600.000 frank kostend project was aanzienlijk.

In 1975 moesten de scholen fusioneren en waren hier alleen nog drie kleuterklassen. In 1980 kwam een definitief einde aan het onderwijs op De Marul.

Nieuwe kapel en autowijding

De Beselaarse priester Valère Cools was een boeiend spreker en wist de mooie kapel op De Marul telkens vol te krijgen voor de zondagsmis. Op kerstnacht brachten mensen hun eigen stoelen van thuis mee om de middernachtmis te kunnen volgen. Men had er zelfs een Molenaarelstkoor. Heel wat mensen van De Marul zijn in de kapel gedoopt en hebben er hun Eerste Communie gedaan.

Elke laatste zondag van juni vond na de mis om 10 uur nabij de kapel de jaarlijkse autowijding plaats. De auto’s stonden, onder politiebegeleiding, in een lange rij aan te schuiven. Na de wijding kreeg iedereen een aandenken mee in de vorm van een kaartje met St. Kristoffel.

Het torentje op de kapel is er pas opgezet in 1983. De klok van de oude kapel en een nieuwe klok, geschonken door het klooster O.L.V.-ten-Bunderen, werden erin opgehangen. Het torentje werd een symbool voor De Marul. Toen de kapel werd verkocht aan een firma in 2008 werd het torentje eraf gehaald en behouden als aandenken.

De Marul in oorlogstijd

De heuvelrug bij Molenaarelst was in het begin van de Eerste Wereldoorlog meermaals de plaats waar zich hevige gevechten hebben afgespeeld. Vanaf oktober 1914 tot begin maart 1915 verdedigden de Franse troepen hier met succes de heuvellijn tegen de Duitsers. Op 26 februari 1915 brachten de Duitsers op De Marul een ondergrondse mijn tot ontploffing in het midden van de Beselarestraat, met als resultaat een krater van om en bij de 25 meter omtrek en 8 meter diep.

Tijdens het verder verloop van de oorlog bouwden de Duitsers de krater uit tot een versterkte veldschans. De Australiërs hadden op 4 oktober 1917 heel wat moeite om die in te nemen. De Fransen kregen een gedenkmuur voor moed en zelfopoffering aan Broodseinde. De mijnkrater is nog steeds voelbaar aanwezig in de rijweg.

Wijk van grensarbeiders

Na de Tweede Wereldoorlog begon de economische heropleving, ook op De Marul. In eigen streek viel het wat tegen om werk te vinden. In Frankrijk daarentegen lagen de mogelijkheden anders. Aan fabrieken, weverijen, spinnerijen enz. geen gebrek, voor elk wat wils. Je had er de fameuze Usine Lepoutre uit Tourcoing met daarrond de fabrieken van Alfonse Pollets, Moutons, Toulemonde, Tiberghien, allemaal textielwerkhuizen. Heel wat mensen van De Marul hebben daar in het begin van de jaren vijftig tot de jaren tachtig gewerkt. Sommigen kan je nog horen vertellen van hun Frans pensioen.

Er werd nogal wat op en af gereden want er werd in ploegen gewerkt. De arbeiders konden gebruikmaken van de autobusdiensten van Lenoir Zonnebeke, Clarebout Beselare, Tailleu Beselare en Popelier Passendale. Het was aan de op- en afstapplaats aan café Het Zagershof op de Molenaarelst dan ook een drukte van jewelste. Na de zware werkdag gingen de arbeiders in de vele omliggende cafés nog de “dorst lessen”.

Kunst op De Marul

Werner Lagae was geboren in Roeselare op 29 april 1938 en woonde op De Marul. Zestien jaar lang was hij leraar in het kunstonderwijs, van 1969 tot 1994 was hij directeur van de kunstacademie in Tielt. Van 1987 tot 1994 fungeerde hij als artistiek directeur van het kunstcentrum De Poort in Zonnebeke. Hij was organisator van tentoonstellingen, poëziedagen, literaire activiteiten, diverse concerten en cursussen. Hij vond dat er te weinig aandacht aan kunst, filosofie en poëzie werd geschonken. Op zijn initiatief bracht hij verschillende kunstenaars naar Zonnebeke. Hij is gestorven op 21 mei 1995 op 57-jarige leeftijd. Men kan enkele van zijn werken bewonderen in onder andere het park van Zonnebeke nabij het museum en op de Sint-Denijsplaats in Geluwe.